carboniseren

Conjugations List of Carboniseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcarboniseercarboniseerdeheb gecarboniseerd
jij, je, ucarboniseertcarboniseerdehebt gecarboniseerd
hij, zij, hetcarboniseertcarboniseerdeheeft gecarboniseerd
wijcarboniserencarboniseerdenhebben gecarboniseerd
julliecarboniserencarboniseerdenhebben gecarboniseerd
zij, zecarboniserencarboniseerdenhebben gecarboniseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Carboniseren with some of the pronouns.

  • Ik carboniseer hout om brandstof te produceren.
  • Jij carboniseert groente om ze langer houdbaar te maken.
  • Hij/Zij/Het carboniseert biomassa om energie op te wekken.
  • Wij carboniseren suiker voor de productie van karamel.
  • Jullie carboniseren koolstoffilters om ze te regenereren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Carboniseren with some of the pronouns.

  • Vroeger carboniseerde ik hout om brandstof te produceren.
  • Vroeger carboniseerde jij groente om ze langer houdbaar te maken.
  • Vroeger carboniseerde hij/zij/het biomassa om energie op te wekken.
  • Vroeger carboniseerden wij suiker voor de productie van karamel.
  • Vroeger carboniseerden jullie koolstoffilters om ze te regenereren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Carboniseren with some of the pronouns.

  • Ik heb hout gecarboniseerd om brandstof te produceren.
  • Jij hebt groente gecarboniseerd om ze langer houdbaar te maken.
  • Hij/Zij/Het heeft biomassa gecarboniseerd om energie op te wekken.
  • Wij hebben suiker gecarboniseerd voor de productie van karamel.
  • Jullie hebben koolstoffilters gecarboniseerd om ze te regenereren.