gelijkschakelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schakel gelijk | schakelde gelijk | heb gelijkgeschakeld |
jij, je, u | schakelt gelijk | schakelde gelijk | hebt gelijkgeschakeld |
hij, zij, het | schakelt gelijk | schakelde gelijk | heeft gelijkgeschakeld |
wij | schakelen gelijk | schakelden gelijk | hebben gelijkgeschakeld |
jullie | schakelen gelijk | schakelden gelijk | hebben gelijkgeschakeld |
zij, ze | schakelen gelijk | schakelden gelijk | hebben gelijkgeschakeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Gelijkschakelen with some of the pronouns.
- Ik gelijkschakel de systemen.
- Jij gelijkschakelt de apparaten.
- Hij/Zij/Het gelijkschakelt de processen.
- Wij gelijkschakelen de software.
- Jullie gelijkschakelen de machines.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gelijkschakelen with some of the pronouns.
- Ik gelijkschakelde de systemen.
- Jij gelijkschakelde de apparaten.
- Hij/Zij/Het gelijkschakelde de processen.
- Wij gelijkschakelden de software.
- Jullie gelijkschakelden de machines.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gelijkschakelen with some of the pronouns.
- Ik heb de systemen gelijkschakeld.
- Jij hebt de apparaten gelijkschakeld.
- Hij/Zij/Het heeft de processen gelijkschakeld.
- Wij hebben de software gelijkschakeld.
- Jullie hebben de machines gelijkschakeld.