rechtbuigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | buig recht | boog recht | heb rechtgebogen |
jij, je, u | buigt recht | boog recht | hebt rechtgebogen |
hij, zij, het | buigt recht | boog recht | heeft rechtgebogen |
wij | buigen recht | bogen recht | hebben rechtgebogen |
jullie | buigen recht | bogen recht | hebben rechtgebogen |
zij, ze | buigen recht | bogen recht | hebben rechtgebogen |
PresensBeta
Example presens sentences for Rechtbuigen with some of the pronouns.
- Ik buig recht.
- Jij buigt recht.
- Hij/Zij/Het buigt recht.
- Wij buigen recht.
- Jullie buigen recht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rechtbuigen with some of the pronouns.
- Ik boog recht.
- Jij boog recht.
- Hij/Zij/Het boog recht.
- Wij bogen recht.
- Jullie bogen recht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rechtbuigen with some of the pronouns.
- Ik heb rechtgebogen.
- Jij hebt rechtgebogen.
- Hij/Zij/Het heeft rechtgebogen.
- Wij hebben rechtgebogen.
- Jullie hebben rechtgebogen.