beplakken

Conjugations List of Beplakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeplakbeplakteheb beplakt
jij, je, ubeplaktbeplaktehebt beplakt
hij, zij, hetbeplaktbeplakteheeft beplakt
wijbeplakkenbeplaktenhebben beplakt
julliebeplakkenbeplaktenhebben beplakt
zij, zebeplakkenbeplaktenhebben beplakt

Presens

Example presens sentences for Beplakken with some of the pronouns.

  • Ik beplak
  • Jij beplakt
  • Hij/Zij/Het beplakt
  • Wij beplakken
  • Jullie beplakken
  • Zij beplakken

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Beplakken with some of the pronouns.

  • Ik beplakte
  • Jij beplakte
  • Hij/Zij/Het beplakte
  • Wij beplakten
  • Jullie beplakten
  • Zij beplakten

Perfectum

Example perfectum sentences for Beplakken with some of the pronouns.

  • Ik heb beplakt
  • Jij hebt beplakt
  • Hij/Zij/Het heeft beplakt
  • Wij hebben beplakt
  • Jullie hebben beplakt
  • Zij hebben beplakt