bespiegelen

Conjugations List of Bespiegelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbespiegelbespiegeldeheb bespiegeld
jij, je, ubespiegeltbespiegeldehebt bespiegeld
hij, zij, hetbespiegeltbespiegeldeheeft bespiegeld
wijbespiegelenbespiegeldenhebben bespiegeld
julliebespiegelenbespiegeldenhebben bespiegeld
zij, zebespiegelenbespiegeldenhebben bespiegeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Bespiegelen with some of the pronouns.

  • Ik bespiegel de schoonheid van de natuur.
  • Jij bespiegelt je eigen gedachten.
  • Hij/Zij/Het bespiegelt zijn/haar levenskeuzes.
  • Wij bespiegelen de maatschappij en haar problemen.
  • Jullie bespiegelen de betekenis van kunst.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bespiegelen with some of the pronouns.

  • Ik bespiegelde vroeger vaak de mysteries van het universum.
  • Jij bespiegelde gisteren je dromen en verlangens.
  • Hij/Zij/Het bespiegelde zijn/haar jeugdige onschuld.
  • Wij bespiegelden regelmatig de cultuurverschillen tussen landen.
  • Jullie bespiegelden tijdens de reis de diversiteit van landschappen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bespiegelen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn leven bespiegeld en nieuwe inzichten gekregen.
  • Jij hebt jezelf bespiegeld en persoonlijke groei doorgemaakt.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar fouten bespiegeld en ervan geleerd.
  • Wij hebben de situatie grondig bespiegeld en een oplossing gevonden.
  • Jullie hebben de gevolgen van jullie acties bespiegeld.