bestippelen

Conjugations List of Bestippelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbestippelbestippeldeheb bestippeld
jij, je, ubestippeltbestippeldehebt bestippeld
hij, zij, hetbestippeltbestippeldeheeft bestippeld
wijbestippelenbestippeldenhebben bestippeld
julliebestippelenbestippeldenhebben bestippeld
zij, zebestippelenbestippeldenhebben bestippeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Bestippelen with some of the pronouns.

  • Ik bestippel de kaart met groene stippen.
  • Jij bestippelt het papier voorzichtig.
  • Hij bestippelt de stof met rode verf.
  • Wij bestippelen de muur met blauwe cirkels.
  • Zij bestippelen de tegels met gele markers.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bestippelen with some of the pronouns.

  • Ik bestippelde de kaart met groene stippen.
  • Jij bestippelde het papier voorzichtig.
  • Hij bestippelde de stof met rode verf.
  • Wij bestippelden de muur met blauwe cirkels.
  • Zij bestippelden de tegels met gele markers.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bestippelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de kaart met groene stippen bestippeld.
  • Jij hebt het papier voorzichtig bestippeld.
  • Hij heeft de stof met rode verf bestippeld.
  • Wij hebben de muur met blauwe cirkels bestippeld.
  • Zij hebben de tegels met gele markers bestippeld.