billijken

Conjugations List of Billijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbillijkbillijkteheb gebillijkt
jij, je, ubillijktbillijktehebt gebillijkt
hij, zij, hetbillijktbillijkteheeft gebillijkt
wijbillijkenbillijktenhebben gebillijkt
julliebillijkenbillijktenhebben gebillijkt
zij, zebillijkenbillijktenhebben gebillijkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Billijken with some of the pronouns.

  • Ik billijk de beslissing van de directeur.
  • Jij billijkt zijn gedrag niet.
  • Hij/zij/het billijkt de kritiek van de leerlingen.
  • Wij billijken de maatregelen die genomen zijn.
  • Jullie billijken de keuze van de regering.
  • Zij billijken het standpunt van de vakbond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Billijken with some of the pronouns.

  • Ik billijkte de beslissing van de directeur.
  • Jij billijkte zijn gedrag niet.
  • Hij/zij/het billijkte de kritiek van de leerlingen.
  • Wij billijkten de maatregelen die genomen waren.
  • Jullie billijkten de keuze van de regering.
  • Zij billijkten het standpunt van de vakbond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Billijken with some of the pronouns.

  • Ik heb de beslissing van de directeur gebillijkt.
  • Jij hebt zijn gedrag niet gebillijkt.
  • Hij/zij/het heeft de kritiek van de leerlingen gebillijkt.
  • Wij hebben de maatregelen die genomen zijn gebillijkt.
  • Jullie hebben de keuze van de regering gebillijkt.
  • Zij hebben het standpunt van de vakbond gebillijkt.