blootliggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lig bloot | lag bloot | heb blootgelegen |
jij, je, u | ligt bloot | lag bloot | hebt blootgelegen |
hij, zij, het | ligt bloot | lag bloot | heeft blootgelegen |
wij | liggen bloot | lagen bloot | hebben blootgelegen |
jullie | liggen bloot | lagen bloot | hebben blootgelegen |
zij, ze | liggen bloot | lagen bloot | hebben blootgelegen |
Presens
Example presens sentences for Blootliggen with some of the pronouns.
- Ik lig bloot.
- Jij ligt bloot.
- Hij/Zij/Het ligt bloot.
- Wij liggen bloot.
- Jullie liggen bloot.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Blootliggen with some of the pronouns.
- Ik lag bloot.
- Jij lag bloot.
- Hij/Zij/Het lag bloot.
- Wij lagen bloot.
- Jullie lagen bloot.
Perfectum
Example perfectum sentences for Blootliggen with some of the pronouns.
- Ik heb blootgelegen.
- Jij hebt blootgelegen.
- Hij/Zij/Het heeft blootgelegen.
- Wij hebben blootgelegen.
- Jullie hebben blootgelegen.