bobben

Conjugations List of Bobben.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbobbobdeheb gebobd
jij, je, ubobtbobdehebt gebobd
hij, zij, hetbobtbobdeheeft gebobd
wijbobbenbobdenhebben gebobd
julliebobbenbobdenhebben gebobd
zij, zebobbenbobdenhebben gebobd

Presens

Example presens sentences for Bobben with some of the pronouns.

  • Ik bob elke dag naar mijn werk.
  • Jij bobt vaak in het zwembad.
  • Hij/Zij/Het bobt met plezier op de fiets.
  • Wij bobbelen graag in het park.
  • Jullie bobben altijd op zaterdagavond.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bobben with some of the pronouns.

  • Ik bobde vroeger veel op het strand.
  • Jij bobde altijd met je vrienden naar school.
  • Hij/Zij/Het bobde graag door de bergen.
  • Wij bobden regelmatig naar de supermarkt.
  • Jullie bobden op dat feestje tot laat in de nacht.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bobben with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gebobd in de stad.
  • Jij bent al eerder naar dat concert gebobd.
  • Hij/Zij/Het is vorige week naar de film gebobd.
  • Wij hebben al vaak in dat restaurant gebobd.
  • Jullie zijn nog nooit naar die plaats gebobd.