bolsteren

Conjugations List of Bolsteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbolsterbolsterdeheb gebolsterd
jij, je, ubolstertbolsterdehebt gebolsterd
hij, zij, hetbolstertbolsterdeheeft gebolsterd
wijbolsterenbolsterdenhebben gebolsterd
julliebolsterenbolsterdenhebben gebolsterd
zij, zebolsterenbolsterdenhebben gebolsterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bolsteren with some of the pronouns.

  • Ik bolster
  • Jij boltstert
  • Hij/Zij/Het boltstert
  • Wij bolsteren
  • Jullie bolsteren
  • Zij bolsteren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bolsteren with some of the pronouns.

  • Ik bolsterde
  • Jij bolsterde
  • Hij/Zij/Het bolsterde
  • Wij bolsterden
  • Jullie bolsterden
  • Zij bolsterden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bolsteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gebolsterd
  • Jij hebt gebolsterd
  • Hij/Zij/Het heeft gebolsterd
  • Wij hebben gebolsterd
  • Jullie hebben gebolsterd
  • Zij hebben gebolsterd