bomberen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bombeer | bombeerde | heb gebombeerd |
jij, je, u | bombeert | bombeerde | hebt gebombeerd |
hij, zij, het | bombeert | bombeerde | heeft gebombeerd |
wij | bomberen | bombeerden | hebben gebombeerd |
jullie | bomberen | bombeerden | hebben gebombeerd |
zij, ze | bomberen | bombeerden | hebben gebombeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bomberen with some of the pronouns.
- Ik bombeer regelmatig in mijn vrije tijd.
- Jij bombeert vaak op het voetbalveld.
- Hij bombeert altijd met zijn vrienden.
- Wij bomberen graag tijdens feestjes.
- Zij bombeeren elke zomer op het strand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bomberen with some of the pronouns.
- Ik bombeerde vroeger veel, maar nu niet meer.
- Jij bombeerde altijd als je gestrest was.
- Hij bombeerde elke dag na schooltijd.
- Wij bombeerden regelmatig tijdens onze studententijd.
- Zij bombeerden gisterenavond op het feestje.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bomberen with some of the pronouns.
- Ik heb gebombeerd op het examen en ik ben geslaagd.
- Jij hebt gisteren gebombeerd tijdens de presentatie.
- Hij heeft al vele jaren gebombeerd in dit bedrijf.
- Wij hebben samen gebombeerd voor het goede doel.
- Zij hebben vorige week gebombeerd tijdens het concert.