chloreren

Conjugations List of Chloreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikchloreerchloreerdeheb gechloreerd
jij, je, uchloreertchloreerdehebt gechloreerd
hij, zij, hetchloreertchloreerdeheeft gechloreerd
wijchlorerenchloreerdenhebben gechloreerd
julliechlorerenchloreerdenhebben gechloreerd
zij, zechlorerenchloreerdenhebben gechloreerd

Presens

Example presens sentences for Chloreren with some of the pronouns.

  • Ik chloreer het zwembadwater dagelijks.
  • Jij chloriseert de drinkwatervoorraad regelmatig.
  • Hij/Zij/Het chloreert de jacuzzi elke week.
  • Wij chloreren het zwemwater voor de wedstrijd.
  • Jullie chloreren de waterbronnen in het natuurgebied.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Chloreren with some of the pronouns.

  • Vroeger chloreerde ik het zwembadwater dagelijks.
  • Toen chloriseerde jij de drinkwatervoorraad regelmatig.
  • Hij/Zij/Het chloreerde de jacuzzi elke week.
  • Vroeger chloreerden wij het zwemwater voor de wedstrijd.
  • Toen chloriseerden jullie de waterbronnen in het natuurgebied.

Perfectum

Example perfectum sentences for Chloreren with some of the pronouns.

  • Ik heb het zwembadwater gechloreerd.
  • Jij hebt de drinkwatervoorraad gechloriseerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de jacuzzi gechloreerd.
  • Wij hebben het zwemwater voor de wedstrijd gechloreerd.
  • Jullie hebben de waterbronnen in het natuurgebied gechlorineerd.