claimen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | claim | claimde | heb geclaimd |
jij, je, u | claimt | claimde | hebt geclaimd |
hij, zij, het | claimt | claimde | heeft geclaimd |
wij | claimen | claimden | hebben geclaimd |
jullie | claimen | claimden | hebben geclaimd |
zij, ze | claimen | claimden | hebben geclaimd |
PresensBeta
Example presens sentences for Claimen with some of the pronouns.
- Ik claim de overwinning in de wedstrijd.
- Jij claimt een plekje in de spotlight.
- Hij/zij claimt zijn/haar recht op compensatie.
- Wij claimen onze reservering bij het restaurant.
- Zij claimen dat ze de waarheid spreken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Claimen with some of the pronouns.
- Ik claimde de overwinning in de wedstrijd.
- Jij claimde een plekje in de spotlight.
- Hij/zij claimde zijn/haar recht op compensatie.
- Wij claimden onze reservering bij het restaurant.
- Zij claimden dat ze de waarheid spraken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Claimen with some of the pronouns.
- Ik heb de overwinning in de wedstrijd geclaimd.
- Jij hebt een plekje in de spotlight geclaimd.
- Hij/zij heeft zijn/haar recht op compensatie geclaimd.
- Wij hebben onze reservering bij het restaurant geclaimd.
- Zij hebben geclaimd dat ze de waarheid spreken.