cocoonen

Conjugations List of Cocoonen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcocooncocoondeheb gecocoond
jij, je, ucocoontcocoondehebt gecocoond
hij, zij, hetcocoontcocoondeheeft gecocoond
wijcocoonencocoondenhebben gecocoond
julliecocoonencocoondenhebben gecocoond
zij, zecocoonencocoondenhebben gecocoond

Presens
Beta

Example presens sentences for Cocoonen with some of the pronouns.

  • Ik cocoon vandaag op de bank.
  • Jij cocoont graag met een goed boek.
  • Hij cocoonde in zijn veilige cocon.
  • Zij cocoonen samen tijdens de wintermaanden.
  • We cocoonen thuis met onze favoriete films.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Cocoonen with some of the pronouns.

  • Ik cocoonde vaak toen ik nog studeerde.
  • Jij cocoonde gisteren de hele dag.
  • Hij cocoonde altijd in zijn slaapkamer.
  • Zij cocoonden regelmatig samen op zondag.
  • We cocoonden vroeger veel tijdens de winters.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Cocoonen with some of the pronouns.

  • Ik heb gecocoond op mijn vrije dag.
  • Jij bent al eens aan het cocoonen geweest.
  • Hij heeft in zijn cocon gecocooned.
  • Zij hebben samen gecocoond in de bergen.
  • We hebben heerlijk gecocoond in het wellnessresort.