decoderen

Conjugations List of Decoderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdecodeerdecodeerdeheb gedecodeerd
jij, je, udecodeertdecodeerdehebt gedecodeerd
hij, zij, hetdecodeertdecodeerdeheeft gedecodeerd
wijdecoderendecodeerdenhebben gedecodeerd
julliedecoderendecodeerdenhebben gedecodeerd
zij, zedecoderendecodeerdenhebben gedecodeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Decoderen with some of the pronouns.

  • Ik decodeer de geheime boodschap.
  • Jij decodeert de versleutelde tekst.
  • Hij decodeert de cryptische code.
  • Zij decodeert de verborgen informatie.
  • Wij decoderen de gecodeerde bestanden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Decoderen with some of the pronouns.

  • Ik decodeerde de geheime boodschap.
  • Jij decodeerde de versleutelde tekst.
  • Hij decodeerde de cryptische code.
  • Zij decodeerde de verborgen informatie.
  • Wij decodeerden de gecodeerde bestanden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Decoderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de geheime boodschap gedecodeerd.
  • Jij hebt de versleutelde tekst ontcijferd.
  • Hij heeft de cryptische code gedecodeerd.
  • Zij heeft de verborgen informatie ontsleuteld.
  • Wij hebben de gecodeerde bestanden ontcijferd.