decompenseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | decompenseer | decompenseerde | heb gedecompenseerd |
jij, je, u | decompenseert | decompenseerde | hebt gedecompenseerd |
hij, zij, het | decompenseert | decompenseerde | heeft gedecompenseerd |
wij | decompenseren | decompenseerden | hebben gedecompenseerd |
jullie | decompenseren | decompenseerden | hebben gedecompenseerd |
zij, ze | decompenseren | decompenseerden | hebben gedecompenseerd |
Presens
Example presens sentences for Decompenseren with some of the pronouns.
- Ik decompenseer mijn verlies met winst uit andere investeringen.
- Jij decompenseert je onkosten door zuiniger te leven.
- Hij decompenseert zijn inspanningen met een welverdiende vakantie.
- Zij decompenseert haar teleurstelling met positieve gedachten.
- Wij decompenseren de kosten door efficiënter te werken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Decompenseren with some of the pronouns.
- Ik compenseerde mijn fouten met extra inspanning.
- Jij compenseerde je slechte prestaties met betere resultaten.
- Hij compenseerde zijn tekortkomingen door anderen te helpen.
- Zij compenseerde haar gebrek aan ervaring met grondig onderzoek.
- Wij compenseerden de vertraging met versnelde procedures.
Perfectum
Example perfectum sentences for Decompenseren with some of the pronouns.
- Ik heb gecompenseerd voor de verliezen van vorig jaar.
- Jij hebt je uitgaven gecompenseerd met een bonus.
- Hij heeft zijn fouten gecompenseerd door extra hard te werken.
- Zij heeft haar gemiste kansen gecompenseerd met succesvolle projecten.
- Wij hebben de schade gecompenseerd met een verzekering.