diftongeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | diftongeer | diftongeerde | ben gediftongeerd |
jij, je, u | diftongeert | diftongeerde | bent gediftongeerd |
hij, zij, het | diftongeert | diftongeerde | is gediftongeerd |
wij | diftongeren | diftongeerden | zijn gediftongeerd |
jullie | diftongeren | diftongeerden | zijn gediftongeerd |
zij, ze | diftongeren | diftongeerden | zijn gediftongeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Diftongeren with some of the pronouns.
- Ik diftongeer in mijn uitspraak.
- Jij diftongeert vaak tijdens het praten.
- Hij diftongeert moeiteloos in verschillende talen.
- Zij diftongeert altijd wanneer ze enthousiast is.
- Wij diftongeren bewust om de juiste klank te vormen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Diftongeren with some of the pronouns.
- Ik diftongeerde foutief in het verleden.
- Jij diftongeerde duidelijk toen je jonger was.
- Hij diftongeerde niet correct tijdens de presentatie.
- Zij diftongeerde regelmatig in haar jeugd.
- Wij diftongeerden samen in de vorige les.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Diftongeren with some of the pronouns.
- Ik heb gediftongeerd in mijn laatste presentatie.
- Jij bent al eerder gediftongeerd tijdens de les.
- Hij heeft gisteren gediftongeerd in de oefeningen.
- Zij is trots op zichzelf omdat ze heeft gediftongeerd.
- Wij hebben vele malen gediftongeerd in dit hoofdstuk.