digereren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | digereer | digereerde | heb gedigereerd |
jij, je, u | digereert | digereerde | hebt gedigereerd |
hij, zij, het | digereert | digereerde | heeft gedigereerd |
wij | digereren | digereerden | hebben gedigereerd |
jullie | digereren | digereerden | hebben gedigereerd |
zij, ze | digereren | digereerden | hebben gedigereerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Digereren with some of the pronouns.
- Ik digereer goed.
- Jij digereert snel.
- Hij/Zij/Het digereert langzaam.
- Wij digereen goed.
- Zij digereeren met moeite.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Digereren with some of the pronouns.
- Ik digereerde goed.
- Jij digereerde snel.
- Hij/Zij/Het digereerde langzaam.
- Wij digereerden goed.
- Zij digereerden met moeite.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Digereren with some of the pronouns.
- Ik heb goed gedigereerd.
- Jij hebt snel gedigereerd.
- Hij/Zij/Het heeft langzaam gedigereerd.
- Wij hebben goed gedigereerd.
- Zij hebben met moeite gedigereerd.