disputeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | disputeer | disputeerde | heb gedisputeerd |
jij, je, u | disputeert | disputeerde | hebt gedisputeerd |
hij, zij, het | disputeert | disputeerde | heeft gedisputeerd |
wij | disputeren | disputeerden | hebben gedisputeerd |
jullie | disputeren | disputeerden | hebben gedisputeerd |
zij, ze | disputeren | disputeerden | hebben gedisputeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Disputeren with some of the pronouns.
- Ik disputeer regelmatig over politiek.
- Jij disputeert graag over literatuur.
- Hij/zij disputeert met passie over wetenschap.
- Wij disputeren vaak over filosofie.
- Jullie disputeert heftig over sport.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Disputeren with some of the pronouns.
- Vroeger disputeerde ik vaak met mijn broer.
- Toen ik jong was, disputeerde jij altijd over alles.
- Hij/zij disputeerde langdurig met de docent.
- Wij disputeerden intensief over de toekomstplannen.
- Jullie disputeerden hevig tijdens de vergadering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Disputeren with some of the pronouns.
- Ik heb gedisputeerd over de juiste aanpak.
- Jij hebt al eerder gedisputeerd over dat onderwerp.
- Hij/zij heeft enthousiast gedisputeerd tijdens het debat.
- Wij hebben succesvol gedisputeerd in de wedstrijd.
- Jullie hebben uitgebreid gedisputeerd over de resultaten.