doorzakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zak door | zakte door | ben doorgezakt |
jij, je, u | zakt door | zakte door | bent doorgezakt |
hij, zij, het | zakt door | zakte door | is doorgezakt |
wij | zakken door | zakten door | zijn doorgezakt |
jullie | zakken door | zakten door | zijn doorgezakt |
zij, ze | zakken door | zakten door | zijn doorgezakt |
Presens
Example presens sentences for Doorzakken with some of the pronouns.
- Ik zak door na een lange dag werken.
- Jij zakt door tijdens het feestje.
- Hij/zij zakt door van de alcohol.
- Wij zakken door op vrijdagavond.
- Jullie zakken door in de kroeg.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Doorzakken with some of the pronouns.
- Ik zakte door toen ik over een steen struikelde.
- Jij zakte door door te lang op je voeten te staan.
- Hij/zij zakte door na een lange dag wandelen.
- Wij zakten door tijdens het kampeerweekend.
- Jullie zakten door na het winnen van het kampioenschap.
Perfectum
Example perfectum sentences for Doorzakken with some of the pronouns.
- Ik ben doorgezakt op mijn verjaardagsfeestje.
- Jij bent doorgezakt tijdens het festival vorige week.
- Hij/zij is doorgezakt met zijn vrienden.
- Wij zijn doorgezakt tot in de late uurtjes.
- Jullie zijn doorgezakt in de beruchte nachtclub.