eigenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | eigen | eigende | heb geëigend |
jij, je, u | eigent | eigende | hebt geëigend |
hij, zij, het | eigent | eigende | heeft geëigend |
wij | eigenen | eigenden | hebben geëigend |
jullie | eigenen | eigenden | hebben geëigend |
zij, ze | eigenen | eigenden | hebben geëigend |
PresensBeta
Example presens sentences for Eigenen with some of the pronouns.
- Ik eigendom een huis in Amsterdam.
- Jij eigent je deze overwinning toe.
- Hij/zij/het eigent zich de verantwoordelijkheid toe.
- Wij eigenen ons deze prestatie toe.
- Jullie eigenen je het succes toe.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Eigenen with some of the pronouns.
- Ik eigende me vroeger altijd alles toe.
- Jij eigende je die eigenschap toe.
- Hij/zij/het eigende zich de kennis toe.
- Wij eigenden ons het idee toe.
- Jullie eigenden je de ervaring toe.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Eigenen with some of the pronouns.
- Ik heb mij een nieuw huis geëigend.
- Jij hebt jezelf die prestatie toegeëigend.
- Hij/zij/het heeft zich de overwinning toegeëigend.
- Wij hebben ons de verantwoordelijkheid toegeëigend.
- Jullie hebben je het succes toegeëigend.