eleveren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | eleveer | eleveerde | heb geƫleveerd |
jij, je, u | eleveert | eleveerde | hebt geƫleveerd |
hij, zij, het | eleveert | eleveerde | heeft geƫleveerd |
wij | eleveren | eleveerden | hebben geƫleveerd |
jullie | eleveren | eleveerden | hebben geƫleveerd |
zij, ze | eleveren | eleveerden | hebben geƫleveerd |
Presens
Example presens sentences for Eleveren with some of the pronouns.
- Ik lever de boeken aan de studenten.
- Jij levert een pakketje af bij de buren.
- Hij/zij/ze/het levert de bestelling op tijd.
- Wij leveren goede service aan onze klanten.
- Jullie leveren de projecten volgens de deadline in.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Eleveren with some of the pronouns.
- Ik leverde de boeken aan de studenten.
- Jij leverde een pakketje af bij de buren.
- Hij/zij/ze/het leverde de bestelling op tijd.
- Wij leverden goede service aan onze klanten.
- Jullie leverden de projecten volgens de deadline in.
Perfectum
Example perfectum sentences for Eleveren with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken aan de studenten geleverd.
- Jij hebt een pakketje bij de buren afgeleverd.
- Hij/zij/ze/het heeft de bestelling op tijd geleverd.
- Wij hebben goede service aan onze klanten geleverd.
- Jullie hebben de projecten volgens de deadline ingeleverd.