emenderen

Conjugations List of Emenderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikemendeeremendeerdeheb geƫmendeerd
jij, je, uemendeertemendeerdehebt geƫmendeerd
hij, zij, hetemendeertemendeerdeheeft geƫmendeerd
wijemenderenemendeerdenhebben geƫmendeerd
jullieemenderenemendeerdenhebben geƫmendeerd
zij, zeemenderenemendeerdenhebben geƫmendeerd

Presens

Example presens sentences for Emenderen with some of the pronouns.

  • Ik emender
  • Jij emendert
  • Hij/Zij/Het emendert
  • Wij emenderen
  • Jullie emenderen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Emenderen with some of the pronouns.

  • Ik emendeerde
  • Jij emendeerde
  • Hij/Zij/Het emendeerde
  • Wij emendeerden
  • Jullie emendeerden

Perfectum

Example perfectum sentences for Emenderen with some of the pronouns.

  • Ik heb geĆ«mendeerd
  • Jij hebt geĆ«mendeerd
  • Hij/Zij/Het heeft geĆ«mendeerd
  • Wij hebben geĆ«mendeerd
  • Jullie hebben geĆ«mendeerd