shocken

Conjugations List of Shocken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikshockshockteheb geshockt
jij, je, ushocktshocktehebt geshockt
hij, zij, hetshocktshockteheeft geshockt
wijshockenshocktenhebben geshockt
jullieshockenshocktenhebben geshockt
zij, zeshockenshocktenhebben geshockt

Presens
Beta

Example presens sentences for Shocken with some of the pronouns.

  • Ik schok regelmatig tijdens het kijken van enge films.
  • Jij schokt altijd als je een schrikeffect ziet.
  • Hij of zij schokt hevig wanneer er onverwachte geluiden zijn.
  • Wij schokken vaak bij plotselinge bewegingen.
  • Jullie schokken soms als er iets onverwachts gebeurt.
  • Zij schokken zelden, zelfs niet bij angstaanjagende situaties.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Shocken with some of the pronouns.

  • Ik schrok elke keer als er een harde knal was.
  • Jij schrok hevig toen je de deur dicht hoorde slaan.
  • Hij of zij schrok altijd van het geluid van vuurwerk.
  • Wij schrokken enorm toen we de flits zagen.
  • Jullie schrokken telkens als er iemand onverwacht binnenkwam.
  • Zij schrokken vroeger gemakkelijk, maar nu niet meer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Shocken with some of the pronouns.

  • Ik heb geschokt toen ik het slechte nieuws hoorde.
  • Jij bent geschokt door de onthullingen in de documentaire.
  • Hij of zij heeft geschokt gereageerd op de bizarre wending van het verhaal.
  • Wij hebben geschokt gereageerd op het ongeluk dat plaatsvond.
  • Jullie zijn geschokt door de schokkende beelden op het nieuws.
  • Zij hebben geschokt gereageerd op de gebeurtenissen van gisteren.