encadreren

Conjugations List of Encadreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikencadreerencadreerdeheb geëncadreerd
jij, je, uencadreertencadreerdehebt geëncadreerd
hij, zij, hetencadreertencadreerdeheeft geëncadreerd
wijencadrerenencadreerdenhebben geëncadreerd
jullieencadrerenencadreerdenhebben geëncadreerd
zij, zeencadrerenencadreerdenhebben geëncadreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Encadreren with some of the pronouns.

  • Ik encadreer de kunstwerken in de galerij.
  • Jij encadreert de diploma's voor de studenten.
  • Hij/zij/het encadreert de foto's in de fotolijsten.
  • Wij encadreren de tentoonstelling in het museum.
  • Jullie encadreren de posters voor het evenement.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Encadreren with some of the pronouns.

  • Ik encadreerde de kunstwerken in de galerij.
  • Jij encadreerde de diploma's voor de studenten.
  • Hij/zij/het encadreerde de foto's in de fotolijsten.
  • Wij encadreerden de tentoonstelling in het museum.
  • Jullie encadreerden de posters voor het evenement.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Encadreren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kunstwerken in de galerij geëncadreerd.
  • Jij hebt de diploma's voor de studenten geëncadreerd.
  • Hij/zij/het heeft de foto's in de fotolijsten geëncadreerd.
  • Wij hebben de tentoonstelling in het museum geëncadreerd.
  • Jullie hebben de posters voor het evenement geëncadreerd.