exerceren

Conjugations List of Exerceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikexerceerexerceerdeheb geëxerceerd
jij, je, uexerceertexerceerdehebt geëxerceerd
hij, zij, hetexerceertexerceerdeheeft geëxerceerd
wijexercerenexerceerdenhebben geëxerceerd
jullieexercerenexerceerdenhebben geëxerceerd
zij, zeexercerenexerceerdenhebben geëxerceerd

Presens

Example presens sentences for Exerceren with some of the pronouns.

  • Ik oefen elke dag Nederlands.
  • Jij oefent graag voor de toets.
  • Hij/zij/het oefent met veel discipline.
  • Wij oefenen samen de grammaticaregels.
  • Jullie oefenen hard voor het concert.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Exerceren with some of the pronouns.

  • Vroeger oefende ik elke dag piano.
  • Toen we jong waren, oefenden we vaak buiten.
  • Hij/zij/het oefende altijd met plezier.
  • In die periode oefenden wij veel op onze uitspraak.
  • Jullie oefenden geduldig tot jullie het onder de knie hadden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Exerceren with some of the pronouns.

  • Ik heb geoefend voor mijn presentatie.
  • Jij hebt al veel exercities gedaan.
  • Hij/zij/het heeft goed geëxerceerd vandaag.
  • Wij hebben intensief getraind voor de wedstrijd.
  • Jullie hebben al meerdere keren geoefend.