aflikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lik af | likte af | heb afgelikt |
jij, je, u | likt af | likte af | hebt afgelikt |
hij, zij, het | likt af | likte af | heeft afgelikt |
wij | likken af | likten af | hebben afgelikt |
jullie | likken af | likten af | hebben afgelikt |
zij, ze | likken af | likten af | hebben afgelikt |
Presens
Example presens sentences for Aflikken with some of the pronouns.
- Ik lik af.
- Jij likt af.
- Hij/Zij likt af.
- Wij likken af.
- Jullie likken af.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aflikken with some of the pronouns.
- Ik likte af.
- Jij likte af.
- Hij/Zij likte af.
- Wij likten af.
- Jullie likten af.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aflikken with some of the pronouns.
- Ik heb afgelikt.
- Jij hebt afgelikt.
- Hij/Zij heeft afgelikt.
- Wij hebben afgelikt.
- Jullie hebben afgelikt.