fabriceren

Conjugations List of Fabriceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfabriceerfabriceerdeheb gefabriceerd
jij, je, ufabriceertfabriceerdehebt gefabriceerd
hij, zij, hetfabriceertfabriceerdeheeft gefabriceerd
wijfabricerenfabriceerdenhebben gefabriceerd
julliefabricerenfabriceerdenhebben gefabriceerd
zij, zefabricerenfabriceerdenhebben gefabriceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Fabriceren with some of the pronouns.

  • Ik fabriceer meubels in mijn eigen werkplaats.
  • Hij fabriceert hoogwaardige elektronica voor de export.
  • Zij fabriceert designerkleding van duurzame materialen.
  • We fabriceren industriële machines voor diverse sectoren.
  • Jullie fabriceren heerlijke chocolade in jullie fabriek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fabriceren with some of the pronouns.

  • Vroeger fabriceerde ik speelgoed met de hand.
  • Hij fabriceerde vroeger papiermaché sculpturen als hobby.
  • Zij fabriceerde altijd haar eigen sieraden.
  • We fabriceerden vorig jaar meubels op maat voor particuliere klanten.
  • Jullie fabriceerden in het verleden zelfgemaakte zeepjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fabriceren with some of the pronouns.

  • Ik heb meubels gefabriceerd voor een klant uit het buitenland.
  • Hij heeft elektronische apparaten gefabriceerd die veel verkocht worden.
  • Zij heeft een nieuwe collectie kleding gefabriceerd voor de modeshow.
  • We hebben prototypes gefabriceerd om te testen.
  • Jullie hebben deze week veel chocolade gefabriceerd.