floreren

Conjugations List of Floreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfloreerfloreerdeheb gefloreerd
jij, je, ufloreertfloreerdehebt gefloreerd
hij, zij, hetfloreertfloreerdeheeft gefloreerd
wijflorerenfloreerdenhebben gefloreerd
jullieflorerenfloreerdenhebben gefloreerd
zij, zeflorerenfloreerdenhebben gefloreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Floreren with some of the pronouns.

  • De bloemen floreren in de tuin.
  • Het bedrijf floreert in de huidige economie.
  • De kunstenaar floreert in zijn creatieve proces.
  • De schoolkinderen floreren onder goede begeleiding.
  • De natuurlijke omgeving floreert dankzij het behoudsbeleid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Floreren with some of the pronouns.

  • Vroeger floreerde de stad als handelscentrum.
  • Toen ik jong was, floreerden de lokale winkels nog in onze buurt.
  • In de middeleeuwen floreerde de kunst en architectuur in Europa.
  • Tijdens de hoogtijdagen van de Renaissance floreerde de wetenschap.
  • De economie floreerde in de jaren '90 voordat de crisis toesloeg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Floreren with some of the pronouns.

  • De onderneming heeft gefloreerd in het afgelopen jaar.
  • Ik ben blij dat mijn planten hebben gefloreerd deze zomer.
  • De sportclub heeft gefloreerd sinds de nieuwe coach is aangetrokken.
  • De carrière van de acteur is de afgelopen jaren sterk gefloreerd.
  • Het toerisme heeft in dit gebied goed gefloreerd na de renovatie.