voortijlen

Conjugations List of Voortijlen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikijl voortijlde voortben voortgeijld
jij, je, uijlt voortijlde voortbent voortgeijld
hij, zij, hetijlt voortijlde voortis voortgeijld
wijijlen voortijlden voortzijn voortgeijld
jullieijlen voortijlden voortzijn voortgeijld
zij, zeijlen voortijlden voortzijn voortgeijld

Presens

Example presens sentences for Voortijlen with some of the pronouns.

  • Ik voortijl naar de supermarkt.
  • Jij voortijlt naar huis.
  • Hij/Zij/Het voortijlt altijd te laat.
  • Wij voortijlen naar de vergadering.
  • Jullie voortijlen naar de bioscoop.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Voortijlen with some of the pronouns.

  • Ik voortijlde naar de supermarkt.
  • Jij voortijlde naar huis.
  • Hij/Zij/Het voortijlde altijd te laat.
  • Wij voortijlden naar de vergadering.
  • Jullie voortijlden naar de bioscoop.

Perfectum

Example perfectum sentences for Voortijlen with some of the pronouns.

  • Ik ben voortijlend naar de supermarkt gegaan.
  • Jij bent voortijlend naar huis gegaan.
  • Hij/Zij/Het is altijd te laat voortijlend geweest.
  • Wij zijn voortijlend naar de vergadering gegaan.
  • Jullie zijn voortijlend naar de bioscoop gegaan.