frequenteren

Conjugations List of Frequenteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfrequenteerfrequenteerdeheb gefrequenteerd
jij, je, ufrequenteertfrequenteerdehebt gefrequenteerd
hij, zij, hetfrequenteertfrequenteerdeheeft gefrequenteerd
wijfrequenterenfrequenteerdenhebben gefrequenteerd
julliefrequenterenfrequenteerdenhebben gefrequenteerd
zij, zefrequenterenfrequenteerdenhebben gefrequenteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Frequenteren with some of the pronouns.

  • Ik frequenteeer de bibliotheek regelmatig.
  • Jij frequenteeert vaak het theater.
  • Hij/Zij frequenteeert graag sportevenementen.
  • Wij frequentee-ren de cafés in de stad.
  • Zij frequentee-ren de kunstgalerijen tijdens het weekend.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Frequenteren with some of the pronouns.

  • Vroeger frequenteeerde ik de lokale muziekconcerten.
  • Als kind frequenteerde jij vaak de speeltuin.
  • Toen ze jong was, frequenteeerde zij balletlessen.
  • In die tijd frequenteerden wij regelmatig het strand.
  • Tijdens onze studiejaren frequenteerden wij veel studentenevenementen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Frequenteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de universiteit frequenteerd.
  • Jij hebt al meerdere conferenties gefrequenteerd.
  • Hij/Zij heeft vorig jaar veel festivals gefrequenteerd.
  • Wij hebben die nieuwe tentoonstelling gefrequenteerd.
  • Zij hebben verschillende cursussen gefrequenteerd.