polemiseren

Conjugations List of Polemiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpolemiseerpolemiseerdeheb gepolemiseerd
jij, je, upolemiseertpolemiseerdehebt gepolemiseerd
hij, zij, hetpolemiseertpolemiseerdeheeft gepolemiseerd
wijpolemiserenpolemiseerdenhebben gepolemiseerd
julliepolemiserenpolemiseerdenhebben gepolemiseerd
zij, zepolemiserenpolemiseerdenhebben gepolemiseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Polemiseren with some of the pronouns.

  • Ik polemiseer regelmatig met mijn collega's over politiek.
  • Jij polemiseert vaak over maatschappelijke kwesties.
  • Hij polemiseert graag over kunst en cultuur.
  • Wij polemiseren soms over sportevenementen.
  • Zij polemiseren altijd over het onderwijsbeleid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Polemiseren with some of the pronouns.

  • Vroeger polemiseerde ik veel met mijn ouders over opvoeding.
  • Toen ik jong was, polemiseerde jij regelmatig over politieke vraagstukken.
  • Hij polemiseerde vroeger vaak met zijn vrienden over muziek.
  • Wij polemiseerden lange tijd over de rol van technologie in ons leven.
  • Zij polemiseerden gisteren nog over de economische situatie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Polemiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepolemiseerd met mijn buurman over de buurtvereniging.
  • Jij hebt vaak gepolemiseerd met je broer over religie.
  • Hij heeft uitvoerig gepolemiseerd over de klimaatverandering.
  • Wij hebben intensief gepolemiseerd tijdens het debat.
  • Zij hebben fel gepolemiseerd tijdens de vergadering.