gieten

Conjugations List of Gieten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgietgootheb gegoten
jij, je, ugietgoothebt gegoten
hij, zij, hetgietgootheeft gegoten
wijgietengotenhebben gegoten
julliegietengotenhebben gegoten
zij, zegietengotenhebben gegoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Gieten with some of the pronouns.

  • Ik giet het water in de bloempot.
  • Jij giet de melk in de kom.
  • Hij/zij/het giet de verf op het doek.
  • Wij gieten het beton in de vormen.
  • Jullie gieten de thee in de kopjes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gieten with some of the pronouns.

  • Vroeger goten we altijd water in de bloempot.
  • Toen ik jong was, goot ik melk in de kom.
  • Hij/zij/het goot vaak verf op het doek.
  • Wij goten vroeger beton in de vormen.
  • Jullie goten vroeger altijd thee in de kopjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gieten with some of the pronouns.

  • Ik heb het water in de bloempot gegoten.
  • Jij hebt de melk in de kom gegoten.
  • Hij/zij/het heeft de verf op het doek gegoten.
  • Wij hebben het beton in de vormen gegoten.
  • Jullie hebben de thee in de kopjes gegoten.