gratificeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gratificeer | gratificeerde | heb gegratificeerd |
jij, je, u | gratificeert | gratificeerde | hebt gegratificeerd |
hij, zij, het | gratificeert | gratificeerde | heeft gegratificeerd |
wij | gratificeren | gratificeerden | hebben gegratificeerd |
jullie | gratificeren | gratificeerden | hebben gegratificeerd |
zij, ze | gratificeren | gratificeerden | hebben gegratificeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gratificeren with some of the pronouns.
- Ik gratificeer mijn collega voor zijn harde werk.
- Jij gratificeert jezelf te veel.
- Hij gratificeert de winnaar van de wedstrijd.
- Wij gratificeren onze klanten met een speciale aanbieding.
- Zij gratificeren de medewerkers voor hun inzet.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gratificeren with some of the pronouns.
- Ik gratificeerde mijn collega altijd voor zijn harde werk.
- Jij gratificeerde jezelf vroeger te veel.
- Hij gratificeerde de winnaar van de wedstrijd regelmatig.
- Wij gratificeerden onze klanten vaak met speciale aanbiedingen.
- Zij gratificeerden de medewerkers altijd voor hun inzet.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gratificeren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn collega gratificeerd voor zijn harde werk.
- Jij hebt jezelf te veel gratificeerd.
- Hij heeft de winnaar van de wedstrijd gratificeerd.
- Wij hebben onze klanten met een speciale aanbieding gratificeerd.
- Zij hebben de medewerkers voor hun inzet gratificeerd.