handicappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | handicap | handicapte | heb gehandicapt |
jij, je, u | handicapt | handicapte | hebt gehandicapt |
hij, zij, het | handicapt | handicapte | heeft gehandicapt |
wij | handicappen | handicapten | hebben gehandicapt |
jullie | handicappen | handicapten | hebben gehandicapt |
zij, ze | handicappen | handicapten | hebben gehandicapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Handicappen with some of the pronouns.
- Ik handicap regelmatig in mijn vrije tijd.
- Jij handycapt soms tijdens sportwedstrijden.
- Hij/zij/het handycapt graag op de golfbaan.
- Wij handicappen elke zondagochtend met vrienden.
- Jullie handicappen vaak bij speciale evenementen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Handicappen with some of the pronouns.
- Ik handycapte regelmatig in mijn vrije tijd.
- Jij handycapte soms tijdens sportwedstrijden.
- Hij/zij/het handycapte graag op de golfbaan.
- Wij handicapten elke zondagochtend met vrienden.
- Jullie handicapten vaak bij speciale evenementen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Handicappen with some of the pronouns.
- Ik heb regelmatig gehandicapt in mijn vrije tijd.
- Jij hebt soms tijdens sportwedstrijden gehandycapt.
- Hij/zij/het heeft graag op de golfbaan gehandycapt.
- Wij hebben elke zondagochtend met vrienden gehandicapt.
- Jullie hebben vaak bij speciale evenementen gehandicapt.