healen

Conjugations List of Healen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhealhealdeheb geheald
jij, je, uhealthealdehebt geheald
hij, zij, hethealthealdeheeft geheald
wijhealenhealdenhebben geheald
julliehealenhealdenhebben geheald
zij, zehealenhealdenhebben geheald

Presens
Beta

Example presens sentences for Healen with some of the pronouns.

  • Ik heel dagelijks wonden in het ziekenhuis.
  • Jij heelt snel als je rust neemt.
  • Hij/zij heelt de pijn met medicatie.
  • Wij helen samen de gebroken botten.
  • Jullie helen de blessures van de sporters.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Healen with some of the pronouns.

  • Ik heelde vroeger wonden als verpleegkundige.
  • Jij heelde langzaam, maar goed.
  • Hij/zij heelde de emotionele pijn met therapie.
  • Wij heelden de kneuzingen met ijs.
  • Jullie heelden de wonden met zorg en geduld.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Healen with some of the pronouns.

  • Ik heb de wond succesvol geheeld.
  • Jij bent snel hersteld na de operatie.
  • Hij/zij heeft de patiënt genezen.
  • Wij hebben alle breuken goed geheeld.
  • Jullie hebben de blessures professioneel behandeld.