heenleiden

Conjugations List of Heenleiden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleid heenleidde heenheb heengeleid
jij, je, uleidt heenleidde heenhebt heengeleid
hij, zij, hetleidt heenleidde heenheeft heengeleid
wijleiden heenleidden heenhebben heengeleid
jullieleiden heenleidden heenhebben heengeleid
zij, zeleiden heenleidden heenhebben heengeleid

Presens
Beta

Example presens sentences for Heenleiden with some of the pronouns.

  • Ik leid je naar de winkel.
  • Hij leidt ons naar het park.
  • Zij leidt de vergadering.
  • Wij leiden de gasten naar hun plaatsen.
  • Jullie leiden de kinderen naar school.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Heenleiden with some of the pronouns.

  • Ik leidde je naar de winkel.
  • Hij leidde ons naar het park.
  • Zij leidde de vergadering.
  • Wij leidden de gasten naar hun plaatsen.
  • Jullie leidden de kinderen naar school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Heenleiden with some of the pronouns.

  • Ik heb je naar de winkel geleid.
  • Hij heeft ons naar het park geleid.
  • Zij heeft de vergadering geleid.
  • Wij hebben de gasten naar hun plaatsen geleid.
  • Jullie hebben de kinderen naar school geleid.