rondsjouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sjouw rond | sjouwde rond | heb rondgesjouwd |
jij, je, u | sjouwt rond | sjouwde rond | hebt rondgesjouwd |
hij, zij, het | sjouwt rond | sjouwde rond | heeft rondgesjouwd |
wij | sjouwen rond | sjouwden rond | hebben rondgesjouwd |
jullie | sjouwen rond | sjouwden rond | hebben rondgesjouwd |
zij, ze | sjouwen rond | sjouwden rond | hebben rondgesjouwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondsjouwen with some of the pronouns.
- Ik sjouw regelmatig met zware boodschappentassen.
- Jij sjouwt vaak met dozen in het magazijn.
- Hij sjouwt de hele dag met bouwmaterialen.
- Zij sjouwen met koffers op het vliegveld.
- Wij sjouwen de meubels naar de nieuwe woning.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondsjouwen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, sjouwde ik altijd met mijn schooltas.
- Vroeger sjouwde jij vaak met bouwmaterialen.
- Hij sjouwde vroeger met koffers als bagagemedewerker.
- Zij sjouwden elke dag met dozen in de fabriek.
- Wij sjouwden vorige week met zware meubels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondsjouwen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren met kratten rondgesjouwd.
- Jij bent al eerder met bagage rondgesjouwd.
- Hij heeft in zijn leven veel spullen rondgesjouwd.
- Zij hebben onlangs met dozen rondgesjouwd.
- Wij hebben de zakken gisteravond rondgesjouwd.