heksen

Conjugations List of Heksen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikheksheksteheb gehekst
jij, je, uheksthekstehebt gehekst
hij, zij, hethekstheksteheeft gehekst
wijheksenhekstenhebben gehekst
jullieheksenhekstenhebben gehekst
zij, zeheksenhekstenhebben gehekst

Presens
Beta

Example presens sentences for Heksen with some of the pronouns.

  • De heksen vliegen op hun bezems.
  • Ik geloof dat zij heksen zijn.
  • Wij zien de heksen in het maanlicht dansen.
  • Jij roept de heksen op met je spreuken.
  • De kinderen zijn bang voor de heksen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Heksen with some of the pronouns.

  • Vroeger geloofde men sterk in heksen.
  • Toen ik jong was, zag ik vaak heksen in mijn dromen.
  • De heksen dansten altijd rond het vuur.
  • Het regende toen we de heksen ontmoetten.
  • Mijn grootmoeder vertelde me verhalen over heksen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Heksen with some of the pronouns.

  • Ik heb de heksen nog nooit gezien.
  • Heb jij ooit met heksen gesproken?
  • Wij zijn naar een heksenbijeenkomst geweest.
  • Heeft zij ooit geprobeerd te heksen?
  • De heksen hebben hun toverkracht verloren.