herindelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herindeel | herindeelde | heb heringedeeld |
jij, je, u | herindeelt | herindeelde | hebt heringedeeld |
hij, zij, het | herindeelt | herindeelde | heeft heringedeeld |
wij | herindelen | herindeelden | hebben heringedeeld |
jullie | herindelen | herindeelden | hebben heringedeeld |
zij, ze | herindelen | herindeelden | hebben heringedeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Herindelen with some of the pronouns.
- Ik herindeel de boekenkast regelmatig.
- Jij herindeelt je agenda voor de volgende week.
- Hij herindeelt de takenlijst opnieuw.
- Wij herindelen de werkruimte voor een betere organisatie.
- Zij herindelen de teams voor het nieuwe project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herindelen with some of the pronouns.
- Ik herindeelde de boekenkast regelmatig.
- Jij herindeelde je agenda vaak.
- Hij herindeelde de takenlijst vorige week.
- Wij herindeelden de werkruimte voor een betere organisatie.
- Zij herindeelden de teams voor het vorige project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herindelen with some of the pronouns.
- Ik heb de boekenkast heringedeeld.
- Jij hebt je agenda heringedeeld voor de volgende week.
- Hij heeft de takenlijst opnieuw heringedeeld.
- Wij hebben de werkruimte heringedeeld voor een betere organisatie.
- Zij hebben de teams heringedeeld voor het nieuwe project.