hunkeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hunker | hunkerde | heb gehunkerd |
jij, je, u | hunkert | hunkerde | hebt gehunkerd |
hij, zij, het | hunkert | hunkerde | heeft gehunkerd |
wij | hunkeren | hunkerden | hebben gehunkerd |
jullie | hunkeren | hunkerden | hebben gehunkerd |
zij, ze | hunkeren | hunkerden | hebben gehunkerd |
Presens
Example presens sentences for Hunkeren with some of the pronouns.
- Ik hunker naar een kopje koffie.
- Jij hunkert naar succes.
- Hij hunkert naar erkenning.
- Zij hunkeren naar avontuur.
- Wij hunkeren naar rust.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Hunkeren with some of the pronouns.
- Ik hunkerde altijd naar avontuur.
- Jij hunkerde vroeger naar erkenning.
- Hij hunkerde als kind naar snoep.
- Zij hunkerden naar een betere toekomst.
- Wij hunkerden naar warmte en gezelligheid.
Perfectum
Example perfectum sentences for Hunkeren with some of the pronouns.
- Ik heb gehunkerd naar vrijheid.
- Jij hebt gehunkerd naar verandering.
- Hij heeft gehunkerd naar liefde.
- Zij hebben gehunkerd naar succes.
- Wij hebben gehunkerd naar geluk.