veredelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veredel | veredelde | heb veredeld |
jij, je, u | veredelt | veredelde | hebt veredeld |
hij, zij, het | veredelt | veredelde | heeft veredeld |
wij | veredelen | veredelden | hebben veredeld |
jullie | veredelen | veredelden | hebben veredeld |
zij, ze | veredelen | veredelden | hebben veredeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Veredelen with some of the pronouns.
- Ik veredel groenten en fruit in mijn tuin.
- Jij veredelt zaden om nieuwe plantensoorten te creëren.
- Hij/Zij/Het veredelt de grond met meststoffen.
- Wij veredelen bloemen voor de bloemist.
- Jullie veredelen de oogst voordat deze wordt verkocht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Veredelen with some of the pronouns.
- Ik veredelde groenten en fruit in mijn tuin.
- Jij veredelde zaden om nieuwe plantensoorten te creëren.
- Hij/Zij/Het veredelde de grond met meststoffen.
- Wij veredelden bloemen voor de bloemist.
- Jullie veredelden de oogst voordat deze werd verkocht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Veredelen with some of the pronouns.
- Ik heb groenten en fruit veredeld in mijn tuin.
- Jij hebt zaden veredeld om nieuwe plantensoorten te creëren.
- Hij/Zij/Het heeft de grond veredeld met meststoffen.
- Wij hebben bloemen veredeld voor de bloemist.
- Jullie hebben de oogst veredeld voordat deze werd verkocht.