ijken

Conjugations List of Ijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikijkijkteheb geijkt
jij, je, uijktijktehebt geijkt
hij, zij, hetijktijkteheeft geijkt
wijijkenijktenhebben geijkt
jullieijkenijktenhebben geijkt
zij, zeijkenijktenhebben geijkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Ijken with some of the pronouns.

  • Ik ijk regelmatig mijn horloge.
  • Jij ijkt de weegschaal voor elke meting.
  • Hij/Zij/Het ijt het kompas om de richting te bepalen.
  • Wij ijken de thermometers voor nauwkeurige metingen.
  • Jullie ijken de meetinstrumenten volgens de voorschriften.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ijken with some of the pronouns.

  • Vroeger ijkten we de horloges met de hand.
  • Toen ik jong was, ijkte ik de weegschaal elke dag.
  • Elke zomer ijkte hij het kompas voor onze kampeertochten.
  • In het verleden ijkte men de thermometers minder frequent.
  • Tijdens het project ijkte jullie de meetinstrumenten dagelijks.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ijken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn horloge gisteren geijkt.
  • Jij hebt de weegschaal al eerder geijkt.
  • Hij/Zij/Het heeft het kompas vorige week geijkt.
  • Wij hebben de thermometers onlangs geijkt.
  • Jullie hebben de meetinstrumenten al geijkt voordat jullie begonnen.