weerlichten

Conjugations List of Weerlichten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweerlichtweerlichtteheb geweerlicht
jij, je, uweerlichtweerlichttehebt geweerlicht
hij, zij, hetweerlichtweerlichtteheeft geweerlicht
wijweerlichtenweerlichttenhebben geweerlicht
jullieweerlichtenweerlichttenhebben geweerlicht
zij, zeweerlichtenweerlichttenhebben geweerlicht

Presens
Beta

Example presens sentences for Weerlichten with some of the pronouns.

  • Het weerlicht regelmatig tijdens onweersbuien.
  • Ik weerlicht vandaag voor het eerst in mijn leven.
  • Jij weerlicht vaak als het donker is.
  • Hij/zij/het weerlicht fel en maakt de hemel prachtig verlicht.
  • Wij weerlichten alleen wanneer er een storm nadert.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weerlichten with some of the pronouns.

  • Vroeger weerlichtte het regelmatig bij ons thuis.
  • Toen ik jonger was, weerlichtte het altijd tijdens zomerse onweersbuien.
  • Het weerlichtte gisteravond terwijl we aan het barbecueën waren.
  • In die tijd weerlichtte het elke avond in dit gebied.
  • Als kind was ik altijd bang als het weerlichtte.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weerlichten with some of the pronouns.

  • Ik heb weerlicht toen ik op vakantie was in Frankrijk.
  • Heb jij ooit weerlicht in de bergen gezien?
  • Hij/zij/het heeft gisteren weerlicht in zijn/haar tuin gehad.
  • Wij hebben nog nooit zo hevig weerlicht gehad.
  • Jullie hebben waarschijnlijk al veel keer weerlicht meegemaakt.