inbijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bijt in | bijtte in | heb ingebijt |
jij, je, u | bijt in | bijtte in | hebt ingebijt |
hij, zij, het | bijt in | bijtte in | heeft ingebijt |
wij | bijten in | bijtten in | hebben ingebijt |
jullie | bijten in | bijtten in | hebben ingebijt |
zij, ze | bijten in | bijtten in | hebben ingebijt |
PresensBeta
Example presens sentences for Inbijten with some of the pronouns.
- Ik bijt me in de nieuwe uitdaging.
- Jij bijt je vast in het boek.
- Hij bijt zich in de problemen.
- Wij bijten ons in het project.
- Zij bijten zich in de discussie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inbijten with some of the pronouns.
- Ik beet me in de opdracht.
- Jij beet je in de materie.
- Hij beet zich in de kwestie.
- Wij beten ons in het probleem.
- Zij beten zich in de discussie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inbijten with some of the pronouns.
- Ik heb me in de tekst ingebeten.
- Jij hebt je in de situatie ingebeten.
- Hij heeft zich in het onderwerp ingebeten.
- Wij hebben ons in het vraagstuk ingebeten.
- Zij hebben zich in de taak ingebeten.