indroppelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | droppel in | droppelde in | heb ingedroppeld |
jij, je, u | droppelt in | droppelde in | hebt ingedroppeld |
hij, zij, het | droppelt in | droppelde in | heeft ingedroppeld |
wij | droppelen in | droppelden in | hebben ingedroppeld |
jullie | droppelen in | droppelden in | hebben ingedroppeld |
zij, ze | droppelen in | droppelden in | hebben ingedroppeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Indroppelen with some of the pronouns.
- Ik droppel in de olie voor het koken.
- Jij droppelt de medicijnen in het glas water.
- Hij/Zij droppelt een druppel in zijn/haar oog.
- Wij droppelen de kleurstof in het beslag.
- Zij droppelen de essentiële olie in de diffuser.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Indroppelen with some of the pronouns.
- Ik droppelde in de olie voor het koken.
- Jij droppelde de medicijnen in het glas water.
- Hij/Zij droppelde een druppel in zijn/haar oog.
- Wij droppelden de kleurstof in het beslag.
- Zij droppelden de essentiële olie in de diffuser.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Indroppelen with some of the pronouns.
- Ik heb ingedroppeled in de olie voor het koken.
- Jij hebt de medicijnen in het glas water ingedroppeled.
- Hij/Zij heeft een druppel in zijn/haar oog ingedroppeled.
- Wij hebben de kleurstof in het beslag ingedroppeled.
- Zij hebben de essentiële olie in de diffuser ingedroppeled.