ineenstrengelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | strengel ineen | strengelde ineen | ben ineengestrengeld |
jij, je, u | strengelt ineen | strengelde ineen | bent ineengestrengeld |
hij, zij, het | strengelt ineen | strengelde ineen | is ineengestrengeld |
wij | strengelen ineen | strengelden ineen | zijn ineengestrengeld |
jullie | strengelen ineen | strengelden ineen | zijn ineengestrengeld |
zij, ze | strengelen ineen | strengelden ineen | zijn ineengestrengeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Ineenstrengelen with some of the pronouns.
- Ik ineentrengel mijn vingers in elkaar.
- Jij ineentrengelt de draden tot een stevige knoop.
- Hij/Zij/Het ineentrengelt de touwen om de boomstam.
- Wij ineentrengelen de takken van de struik om een natuurlijke schutting te creëren.
- Jullie ineentrengelen de wortels van de planten voor extra stabiliteit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ineenstrengelen with some of the pronouns.
- Ik strengelde mijn vingers in elkaar.
- Jij strengelde de draden tot een stevige knoop ineen.
- Hij/Zij/Het strengelde de touwen om de boomstam ineen.
- Wij strengelden de takken van de struik ineen om een natuurlijke schutting te creëren.
- Jullie strengelden de wortels van de planten ineen voor extra stabiliteit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ineenstrengelen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vingers ineenstrengeld.
- Jij hebt de draden tot een stevige knoop ineengestrengeld.
- Hij/Zij/Het heeft de touwen om de boomstam ineengestrengeld.
- Wij hebben de takken van de struik ineengestrengeld om een natuurlijke schutting te creëren.
- Jullie hebben de wortels van de planten ineengestrengeld voor extra stabiliteit.