inklinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klink in | klonk in | heb ingeklonken |
jij, je, u | klinkt in | klonk in | hebt ingeklonken |
hij, zij, het | klinkt in | klonk in | heeft ingeklonken |
wij | klinken in | klonken in | hebben ingeklonken |
jullie | klinken in | klonken in | hebben ingeklonken |
zij, ze | klinken in | klonken in | hebben ingeklonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Inklinken with some of the pronouns.
- Ik klink in voor de vergadering.
- Jij klinkt in op het feest vanavond.
- Hij/zij klinkt in bij de receptie.
- Wij klinken in met een welkomstwoord.
- Zij klinken in met een lied.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inklinken with some of the pronouns.
- Ik klonk in voor de vergadering toen de telefoon ging.
- Jij klonk in op het feest terwijl ik aan het dansen was.
- Hij/zij klonk in bij de receptie voordat iedereen arriveerde.
- Wij klonken in met een welkomstwoord voordat de presentatie begon.
- Zij klonken in met een lied terwijl de kaarsen werden aangestoken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inklinken with some of the pronouns.
- Ik ben ingeklonken voor de vergadering.
- Jij bent ingeklonken op het feest gisteravond.
- Hij/zij is ingeklonken bij de receptie.
- Wij zijn ingeklonken met een welkomstwoord.
- Zij zijn ingeklonken met een lied.