ontdarmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontdarm | ontdarmde | heb ontdarmd |
jij, je, u | ontdarmt | ontdarmde | hebt ontdarmd |
hij, zij, het | ontdarmt | ontdarmde | heeft ontdarmd |
wij | ontdarmen | ontdarmden | hebben ontdarmd |
jullie | ontdarmen | ontdarmden | hebben ontdarmd |
zij, ze | ontdarmen | ontdarmden | hebben ontdarmd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontdarmen with some of the pronouns.
- Ik ontferm me over de zieke patiƫnten in het ziekenhuis.
- Jij ontfermt je over de zwerfdieren in de buurt.
- Hij/zij ontfermt zich altijd over zijn/haar jongere broer.
- Wij ontfermen ons gezamenlijk over de behoeftigen.
- Jullie ontfermen je over de ouderen in het verzorgingstehuis.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontdarmen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, ontfermde ik me vaak over mijn kleine zusje.
- Vroeger ontfermden wij ons regelmatig over de buurkinderen.
- Hij/zij ontfermde zich altijd over de verdrietige kinderen op school.
- In die tijd ontfermden jullie je over de ouderen in het bejaardentehuis.
- Als vrijwilliger ontfermden wij ons over de daklozen in de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontdarmen with some of the pronouns.
- Ik heb me over mijn vriendin ontfermd toen ze ziek was.
- Jij hebt je over die dakloze man ontfermd en hem geholpen.
- Hij/zij heeft zich over de verwaarloosde hond ontfermd.
- Wij hebben ons over het probleem ontfermd en een oplossing gevonden.
- Jullie hebben je over de gewonde vogels ontfermd en ze naar de dierenarts gebracht.