inoliën
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | olie in | oliede in | heb ingeolied |
jij, je, u | oliet in | oliede in | hebt ingeolied |
hij, zij, het | oliet in | oliede in | heeft ingeolied |
wij | oliën in | olieden in | hebben ingeolied |
jullie | oliën in | olieden in | hebben ingeolied |
zij, ze | oliën in | olieden in | hebben ingeolied |
PresensBeta
Example presens sentences for Inoliën with some of the pronouns.
- Ik oliën de machine in.
- Jij oliënt de houten planken in.
- Hij/Zij olieft de fietsketting in.
- Wij oliën de tuinmeubelen in.
- Jullie oliën de gereedschappen in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inoliën with some of the pronouns.
- Ik oliede de machine in.
- Jij oliede de houten planken in.
- Hij/Zij oliede de fietsketting in.
- Wij olieden de tuinmeubelen in.
- Jullie olieden de gereedschappen in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inoliën with some of the pronouns.
- Ik heb de machine ingeolied.
- Jij hebt de houten planken ingeolied.
- Hij/Zij heeft de fietsketting ingeolied.
- Wij hebben de tuinmeubelen ingeolied.
- Jullie hebben de gereedschappen ingeolied.